Afstand: | 10,3 km |
---|---|
Duur: | ± 2 uur |
Ondergrond: | De hele route loopt over verharde wegen en paden. km |
Honden: | Op openbaar terrein zijn honden toegestaan. |
Geopend: | januari t/m december |
Stormramp Paesens Moddergat
Tibma
U begint uw wandeling in Tibma, dat als enige nederzetting in deze regio voorkomt in de eerst in de Fuldalijst uit de tweede helft van de achtste eeuw onder de naam Tippencheim. Op de grote terp van Tibma heeft ooit een grote stins gestaan: Hobbemasathe, de fundamenten van dit bouwwerk zijn nog aanwezig.
Onder Napoleon nam Willem Alberts, gardenier, landbouwer en koemelker geboren in Tibma, als eerste de naam van zijn dorp aan als familienaam. De eerste Tibma werd zelf slechts 21 jaar, maar de naam leefde voort, zij het niet wijdverspreid. Bij de volkstelling in 1947 telde Nederland nog 3 personen met de naam Tibma. De knooppunten van de route zijn: 77-49-53-68-58-52-93.
Klooster De Weert
U vervolgt uw route over de Hoitensreed, langs de Van Asperen Einekoaien, en de Hoarnereed. Even verderop komt u over de Zuider Ee, evenals de Paesens een oude slenk in het voormalige kweldergebied. Over het water komt u op de Weardwei, die overgaat in de Kleasterwei. Beide namen herinneren aan het premonstratenzer vrouwenklooster Templum Domini (tempel van de Heer) of Silva St. Mariae (woud van de Heilige Maria) dat in het dagelijkse gebruik Weert werd genoemd. Weert komt al voor in de vitae van Siardus die in 1194 tot vijfde abt van het klooster Mariëngaarde in Hallum werd verkozen. In 1511 bezaten de nonnen 34 ‘beestengras’ buitendijks en 300 pondemaat (1 pondemaat is ongeveer 36,75 are) onder de dorpen in de Dongeradelen. Daarnaast had het klooster bezittingen in Niawier, Metslawier, Paesens, Morra, Anjum, Jouswier en Nes.
In 1569 ging het klooster in vlammen op bij een inval van de Watergeuzen (die regelmatig in de Dongeradelen aan land kwamen). Volgens grietman Rinthje van Aytta kwamen de Geuzen op 20 augustus 1569 aan in de Scholback (tegenwoordig Friese Gat). Ze plunderden het klooster, waarbij ze al het tilbare meenamen, waaronder de lakens waarop in zwart garen de namen van de nonnen waren gestikt. Eén van deze lakens werd door een Spaanse spion gekocht en naar Groningen gebracht om als bewijs tegen de Geuzen te kunnen worden gebruikt. 1580 luidde het definitieve einde van het klooster in.
Morra
Morra is een klein dorp met ongeveer 250 inwoners. Het heeft een ovale terp. De meeste bebouwing ligt, net als vroeger, binnen de ringweg. Ten noorden van het dorp staan enkele monumentale boerderijen. Op de terp zelf staat slecht een boerderij, een kleine kop-hals-romp uit 1772.
Dat de landbouw wel een belangrijke rol speelde in het dorp, blijkt onder meer uit een verslag van een bijzondere dag in 1889 (na de landbouwcrisis), toen 23 mensen vanuit Morra vertrokken om hun geluk te zoeken in Zuid-Amerika. De Dockumer Courant van 29 maart 1889 deed verslag: ‘Reeds vroeg in de morgen heerste er in ons dorpje een levendige maar tevens een gevoelvolle beweging. Drie en twintig personen, groot en klein, vertrokken van hier naar Zuid-Amerika om in den Argentijnschen Republiek den strijd om ’t bestaan, zoo te hopen, onder gunstiger omstandigheden te voeren dan ’t hier in de laatste jaren mogelijk was. Zoo kinderen van ouders, broeders en zusters, van betrekkingen en vrienden voorzeker voor altijd te zien scheiden, om aan gene zijde van den Oceaan eene onzekere toekomst tegemoet te gaan. Wie zou dien aanblik ongevoelig blijven?’
(13e eeuwse kerk van Morra)
Tweelingdorp Lioessens is iets groter dan Morra. Het telt 400 inwoners. In het dorp staan een Hervormde en een Gereformeerde kerk, de enige in Oost-Dongeradeel die uit de Afscheiding is voortgekomen. De kerk, aan de westelijke uitvalsweg, is in 1927 gebouwd naar het expressionistische ontwerp van Ane Nauta.
(Hervormde kerk van Lioessens)
De Paesens
Uw route eindigt bij De Paesens, tegenwoordig een klein riviertje. Volgens de 17de eeuwse cartograaf Schotanus ‘plag de mond van de Paesens eertijds zo wijd en diep te zijn, dat men met carvielen en de andere grote schepen tot Lioessens kon invaren’. De ‘monding’ van het riviertje vormde een aantrekkelijke locatie, al lag Paesens na de aanleg van een eerste dijk van Holwerd, langs Nes, Niawier en Lioessens tot Oostmahorn, nog buitendijks. Bij elk getij slibde er uitstekende bouwgrond aan. Om de steeds terugkerende overstromingen de kop te bieden, werd een tweede dijk aangelegd en kreeg De Paesens zelfs een sluis. Deze heeft twee eeuwen dienst gedaan tot 1449. Het meeste water stroomde toen al via het Bornwerderzijl of via Ezumazijl naar buiten. Drie sluizen was te duur om te onderhouden. De Paesens slibde dicht.