Wandelroute 34. Bolwerk Dokkum

Afstand: 2,4 km
Duur: 0,5 uur
Ondergrond: de hele route loopt over verharde wegen km
Honden: op openbaar terrein zijn honden toegestaan
Geopend: januari t/m december

Bijzondere historische info
De stadskern van Dokkum, in de vorm van een zeshoek, is als het ware omsloten tussen de wallen van het bolwerk. De wallen zijn 5½ m hoog, boven 5½ m breed en de gracht er omheen 24 m breed gemaakt. Dokkum heeft zijn bolwerken nooit nodig gehad om een vijandelijke aanval af te slaan. Mede daardoor behoren ze tot de mooist bewaard gebleven bolwerken van Nederland.
Het gehele bolwerk heeft in de jaren zeventig een grondige renovatie ondergaan. Hierbij zijn onder andere beschoeiingen aangebracht. En de bolwerken zijn toegankelijker gemaakt voor het aanleggen van boten. Oude Iepen sierden vroeger de bolwerken. De Iepziekte heeft ooit in Dokkum haar tol geëist. Daardoor staan er nu Linden op de verdedingswal. Op het Noorderbolwerk vindt u nog een aantal oude iepen van 150 tot 250 jaar. In de 19e eeuw zijn veel oude en bijzondere gebouwen afgebroken. Dokkum heeft in 1974 als één van de eerste plaatsen in Nederland een 'beschermd stadsgezicht' gekregen. Ondanks stadsvernieuwing is er binnen de stadswallen gelukkig veel van het karakteristieke bewaard gebleven.

   
(luchtfoto Dokkum)                          (plattegrond van de bolwerken)

Landschapskarakteristiek
U wandelt over de bolwerken om de stad heen. U ziet de kerktorens van Dokkum, met in het midden van de stad het witte torentje van het Stadhuis waarin zich het carillon bevindt dat op vrijdagavond nog altijd wordt bespeeld door een beiaardier. In de kanalen rond de bolwerken liggen in de lente al de eerste boten, in de zomer ligt het water dikwijls drie rijen vol. Toch blijft de stad een rustige plek om te vertoeven. En die rust vindt u met name op de bolwerken. De wallen zijn groen. De bomen die erop staan, zijn hoog en weelderig. Als u bij het Oosterbolwerk loopt hoort u in het riet de Kleine Karekiet en vanuit hoge bomen klinkt een Zanglijster. Door het vele groen en door het water rond deze stad huist er een verscheidenheid aan vogels in Dokkum. De bolwerken... daar vindt u historie, rust en natuur.

De Aalsumer Poort
Deze route begint bij route knooppuntbord 39 De Aalsumerpoort. De brug waar u overheen loopt, was vroeger een ophaalbrug en de ingang van de stad. Om tien voor tien in de avond, luidde de beiaardier de klok van de Grote Kerk en stond de poortsluiter klaar om de brug op te halen. De mensen die zich dan nog buiten de poort bevonden, wisten dat zij nog tien minuten hadden om zich naar de binnenstad te haasten. Waren zij te laat, dan kwamen ze alleen nog tegen betaling de stad binnen. De klok van de Grote Kerk werd zodoende ook wel de ‘poortklok’ of het ‘meiden-klokje’ genoemd. De laatste term moge duidelijk zijn: ook de meisjes die voor tien uur nog buiten de stad vertoefden, hadden baat bij de beier. Nog altijd luidt de klok, tien minuten voor tien ’s avonds. De meisjes kunnen nu echter - over deze vaste brug - zo laat thuis komen als zij zelf wensen... De knooppunten om te volgen zijn: 38-39-14-31-38

Het Noorderbolwerk
Als u vanaf de Aalsumer Poort rechtsaf het Bolwerk oploopt, dan loopt u over een gedeelte van de stadswal dat vroeger de Oranjewal heette. Bernard de Merode, stadhouder van Friesland voor Prins Willem van Oranje, had die naam aan het Bolwerk gegeven. In 1583 waren de bolwerken voltooid. Huizen stonden er toen nog niet, die zijn later gebouwd. De achterzijde van de huizen leunden tegen het Bolwerk en in die tijd is de naam veranderd. De straat waaraan de huizen lagen, kreeg de naam Oranjewal. Het Bolwerk, werd het Noorderbolwerk.
U loopt richting de eerste uitsparing van de bolwerken. Temidden van de hoge bomen staat een kanon. Op het bastion hebben ooit nog huizen gestaan, daarvan is niks meer te herkennen. Begin 1900 stond in die buurt bij het Karrepad een gasfabriek. Na de Eerste Wereldoorlog hebben Dokkumers de fabriek afgebroken, want er waren veel gaslekken in de stad. “Zelfs de pastorie is uut mekaar vlogen,” en dat was waarschijnlijk de druppel.


(uitzicht op Zeldenrust)

Het Vrijgevochten Waltje
Als u even een extra stukje geschiedenis wilt meepakken tijdens deze wandeling, sla dan voor het Parksterbolwerk linksaf en loop een klein gedeelte van de route aan de achterkant van het Bolwerk. U komt dan namelijk via het Karrepad bij ‘it Frijgefochten Waltsje’. Een straatje dat door sommige Dokkumers ‘de moaiste strjitte fan’e stead’ wordt genoemd. De geschiedenis vertelt dat de naam van deze straat is ontstaan doordat de gemeente de straat ooit in bezit wilde nemen. De buurt vroeg een proces aan en de zaak kwam voor het gerecht. De rechter deed uitspraak. De stad kreeg geen aanspraak op de straat en zodoende kreeg deze plek haar naam: Het Vrijgevochten Waltje.
U loopt langs de kleine arbeiderswoningen richting het ‘Wite Húske’, op het Schoenmakersperk. Een prachtig huis dat uit de 17e eeuw stamt. Vroeger was het huis wit en stond naast het huis nog een prieeltje. Het huis deed lang geleden dienst als douanehuisje, of tolhuisje. Dat kunt u nog zien aan de onderzijde van het pand, waar een deur op waterhoogte ligt. Daar legden de schepen aan – de vaart was toen nog breder – en betaalden zij ‘roertol’.
Nabij het huisje stond tot ongeveer 1950 een ‘vellenbloterij’. Slagers brachten daar met karrijders dierenvellen alwaar ze werden gereinigd, gezouten en gedroogd. Een bewoner van Dokkum kan zich nog herinneren dat de schapenvachten bij het Nauw gebracht werden (een watertje verderop). “Die vachten waren natuurlijk vies, met name de achterkanten. Bij het Nauw lag dan en houten vlonder aan kettingen. Als je daarop ging staan, dan zakte het geheel zo’n twintig centimeter in het water. Op het hout werden de schapenvachten gelegd... en dan was ’t Skietloktrapp’m!”

U kunt na deze geschiedenis het Bolwerk wel weer oplopen, langs het Schoenmakersperkje via de trap omhoog. Verderop ziet u de molen.

Zeldenrust en De Hoop
Het stadsaanzicht van Dokkum werd lang geleden bepaald door molens op de bastions. Nu staat er nog Zeldenrust (1862) aan het eind van het Westerbolwerk en De Hoop (1848) aan het eind van het Baantjebolwerk. Beide molens zijn gekocht door de gemeente en worden goed onderhouden. Ze zijn nog volledig in tact.


(Zeldenrust)

Dirk Rapheals Kamphuizen
U loopt over het Zuiderbolwerk richting de oude begraafplaats. Daar vindt u het graf van Neerlands dichter Kamphuizen. Op de zerk staat de volgende tekst: “Mortus Vivo, DIRK RAPHAELS KAMPHUIZEN, geboren te Gorinchem 1586 en overleden te Dokkum 1627, is deze steen gewijd door de verenigde christelijke gemeente te Dockum in het jaar 1823, in het jaar 1860 van de voormalige begraafplaats herwaarts overgebragt benevens ’s mans schedel tot dien tijd berustende op het raadhuis alhier. Daar moet veel strijd gestreden zijn.” In 1619 werd de dichter wegens zijn remonstrantse denkbeelden uit Gorinchem verbannen en na omzwervingen kwam hij uiteindelijk in Dokkum terecht. Daar stierf hij op 9 juli 1627.

De geschiedenis vertelt dat het kerkhof van Dokkum gelegen was waar nu de Markt van de stad is. Het was gewijde grond temidden van de stad. Daar lag de dichter begraven. Toen kwamen twee Amsterdammers en vroegen in naam van de familie het bakkeneel (de schedel) van Kamphuizen. Die nacht nog werd de doodgraver opgetrommeld en de kist werd opgegraven. De man die het graafwerk had verricht, zou later hebben gezegd: “Ik weet eigenlijk niet of ik de goeie wel heb meegegeven.” Hij scheen een flinke neut op te hebben. Jaren later werd de gemeente van Dokkum gebeld door een notaris uit Dordrecht die door een erfenis in het bezit was gekomen van de schedel van de dichter. Het kerkhof op de Markt bestond toen al niet meer. De gemeente zocht contact met de remonstrantse gemeente. Al die tijd lag de schedel in een kistje op het Stadhuis. Op een avond liepen de bode, de koster, het kerk- en het gemeentebestuur met het kistje naar de begraafplaats op het Bolwerk, De Kollumer Dwinger, alwaar hij begraven werd.

D.R. Kamphuizen:

Daer moet veel strijdts gestreden sijn:
Daer moet veel leets geleden sijn:
En veel gebedts gebeden sijn:
En Christelijke zeden sijn:
Soo lang wij hier beneden sijn:
So sal 't hier nae in vrede sijn.


De kettingbrug
Na het Zuiderbolwerk en de begraafplaats, loopt u richting de Halvemaanspoort. De smalle witte brug waarover u loopt, was vroeger een kettingbrug. Lang geleden toen Dokkum nog aan de Waddenzee lag en onderworpen werd aan het getij van de zee (n.b.: tot 1729 bestond nog eb en vloed rond de wateren van Dokkum en bij Springvloed stond het water in de gang van de Posthoorn (het hotel aan het Grootdiep.) “De spiering lag te spartelen in de gang!”) Enfin: vlakbij de kettingbrug stond de galg van Dokkum. De stad had 13 zeerovers opgepakt, waarvan zes man aan de galg werden gehangen. Het publiek stond te kijken naar de verhangingen. De hele kettingbrug stond daarbij zo vol dat de brug onder de massa bezweek en iedereen in het water lag. Zo is die oorspronkelijke brug verloren gegaan.

Oosterbolwerk
Als u over het Bolwerk loopt dat aan de Hardridersgracht ligt, zult u bemerken dat dit Bolwerk veel lager is dan de rest van de wallen. 160 Jaar geleden is dit Bolwerk afgegraven. Voor die tijd lag er aan de westzijde van de wal nog een watertje: de Oostersingel. Dat is gedempt met de grond die van het Oosterbolwerk werd afgegraven. U loopt richting de 'Anjumer Dwinger', als u hier vroeger had gelopen dan zag u aan uw linkerhand een Joodse sinagoge en tegenover het bruggetje (De Anjumer Piep) lag lang geleden nog een scheepswerfje. Van familie Van der Werf. U loopt over de Piep naar het Verzetsmonument. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hielpen Dokkumers Joodse medemensen en boden hen een onderduikplaats aan. Ze bespioneerden Duitsers, ze verspreidden verzetskranten en bij Aalsum werden gedropte wapens verstopt voor de bevrijding.

U bent terug bij de Aalsumer Poort. De route eindigt ook bij de Aalsumerpoort bij route knooppuntbord 39. Een vermakelijk laatste feit over deze plek: vroeger stond naast de grote poort 'De Paardenwas'. De bezoekers van Dokkum, handelslieden en anderen, lieten hun paard achter bij de paardenwas. En terwijl zij bij de kroeg een borrel dronken, werd het paard stevig geboend, de klei eraf, zodat de mannen even later weer op pad konden.
Mooie tijden, die tijden van vroeger.

(bron: Max Posthuma)